Pagina 1 van 1

[CQX] Geschiedenis

Geplaatst: zo 22 dec 2013, 17:42
door Dulminis
Overzicht van de geschiedenis van Cȧrq́ax

Proto-Karktische aankomst op Borealië en pré-Dumerische tijd (tot 193 nC)
Spoiler: weergeven
Cȧrq́ax is bevolkt door nakomelingen van stammen die waarschijnlijk afkomstig waren van het Iberisch schiereiland of de Franse westkust (Aquitanië). Over het precieze moment waarop de proto-Karktiërs naar Borealië zijn overgestoken, verschillen historici van mening. Sommigen beweren dat ze al zo vroeg als 500 voor Christus aankwamen, op (dubieuze) basis van volgens andere historici ten onrechte aan proto-Karktiërs toegeschreven gevonden voorwerpen. Anderen beweren dat het rond 200 voor Christus was, en derden beweren dat proto-Karktiërs in verschillende étappes naar Borealië zijn gekomen. De verovering van het Iberisch schiereiland door de Romeinen zou hierin een rol gespeeld hebben (en aanhangers van deze theorie plaatsen de proto-Karktiërs dan ook op het Iberisch schiereiland).

De proto-Karktiërs zetten waarschijnlijk voet aan wal in wat nu de Dumerische provincie Equistria is. Ze troffen een niet onbewoond, maar toch zeer dunbevolkt gebied aan, en de oorspronkelijke bewoners assimileerden zich snel aan de nieuwkomers. De samenleving groeide tamelijk snel en breidde zich uit over de gebieden die nu Eleusium en (in mindere mate) Perisia heten. De eilanden, inclusief het nabij gelegen Daedalussa, Celadussa en Insubria, lieten ze hoofdzakelijk links liggen, hoewel kleine groepjes die niet onder het groeiende gezag van het Karktische rijk wilden leven, de oversteek wel maakten.

Het Karktische rijk, zoals het uit gemakzucht vaak wordt aangeduid, was een tamelijk los georganiseerde samenleving onder een 'gekozen' beschermheer of -vrouw (x́ahalȧ, hetgeen tegenwoordig vertaald wordt als 'landvoogd'). Deze was in de praktijk de sterkste man of vrouw en volgde zijn of haar voorganger meestal onder zeer bloederige omstandigheden op, namelijk op het moment dat de laatste niet meer de sterkste bleek te zijn. Rond 50 voor Christus had de x́ahalȧ een stevige machtspositie verworven, maar deze was gebaseerd op de steun van een soort huurleger, en dus op de vraag of de x́ahalȧ genoeg geld had om dit leger te betalen. De x́ahalȧ was daarom de hoofdverantwoordelijke voor de groeiende handel met naburige volkeren; waren er geld en middelen genoeg, dan leefden de meeste Karktiërs in redelijke voorspoed, was er minder in voorraad, dan werd het huurleger als eerste betaald om het in opstand raken kunnende volk in het gareel te houden.

Intussen waren in 46 voor Christus op de eilanden Romeinen aangekomen, die zich - net als de proto-Karktiërs enkele eeuwen daarvoor - langzaam uitbreidden. Hoewel de betrekkingen tussen de Dumeriërs en de Karktiërs eerst redelijk goed was, leidde de expansiedrang van de Dumeriërs ertoe dat ze alleen nog maar naar het vasteland konden uitwijken. In 193 na Christus werd İćėv́i, de grootste Karktische stad en hoofdresidentie van de x́ahalȧ (gelegen op de plaats waar nu Burdigala ligt), door de Dumeriërs aangevallen en veroverd. Er ontstond brand en een groot deel van de stad ging in vlammen op (de Karktiërs bouwden vooral met hout). De regerende x́ahalȧ kwam in de brand om het leven. De Dumeriërs bezetten naast de stad ook de omgeving ervan. Het totaal overrompelde Karktische volk vluchtte weg uit het gebied zonder serieuze weerstand te bieden.
Volksverhuizing door Dumerische expansie (193-361 nC)
Spoiler: weergeven
Door de strategische plaats van de verovering was het Karktische rijk nu feitelijk geografisch in tweeën gesplitst. De Dumeriërs zonden gezanten naar het oostelijke deel (Equistria en Perisia) en hielpen er een x́ahalȧ aan de macht die de Dumeriërs goed gezind was. Deze x́ahalȧ kon rekenen op de steun van Dumerische soldaten en dit oostelijke rijk werd in de praktijk steeds meer een vazalstaat van Dumerië, totdat de laatste het in 342 formeel inlijfde. Het noordwestelijke Karktische rijk bleef opstandig en deed verschillende pogingen om de Dumeriërs te verslaan, maar werden daar op een gegeven moment in tegengewerkt door de oostelijke Karktiërs, die de zijde van de Dumeriërs hadden gekozen. De opstandige Karktiërs trokken langs de kust verder in noordelijke richting en ze vestigden zich uiteindelijk aan de monding van de rivier de Ėlźa en verder landinwaarts. Hier bevonden zich al enkele door Karktiërs gestichte jonge nederzettingen, zoals V́odė, Ėǵu̇bo en Oca.

De Dumeriërs bleven hun gebied echter verder uitbreiden en kregen rond 300 de kust van (het tegenwoordig bij Carthamië horende) Avamië op het oog. De Karktiërs werden in het veroveringsproces opnieuw verdreven en trokken de vallei rondom de Ėlźa in. De Dumeriërs volgden echter en belegerden de nederzetting Ėǵu̇bȯ, die ze vervolgens innamen. Diverse expeditielegers die verder de vallei introkken, werden door de Karktiërs bestookt, waardoor de bevoorrading van de Dumeriërs verhinderd werd. In 323 werd een Dumerisch leger door de Karktiërs bij de nederzetting Vȧrćaq́am (ten noorden van waar nu Hov́an ligt) in de val gelokt en afgeslacht. Deze overwinning hielp het moreel van de Karktiërs te boven. De opmars van de Dumeriërs werd gestopt en er ontstond een soort grens bij waar nu Ėbuxicaxe ligt.

De Karktiërs hadden nu de tijd om te wennen aan hun nieuwe woonomgeving en hun samenleving te heropbouwen. De Karktiërs concentreerden zich in eerste instantie vooral rondom het Ėlźa-meer; pas later trokken ze stroomopwaarts via de Ėlźa naar het noordoosten. De nieuwe x́ahalȧ, Ehoh 'de Verstandige' (319 - 346), was aanmerkelijk minder machtswellustig en gierig dan zijn voorgangers en onder zijn leiding werd de maatschappij heropgebouwd. Er werden nieuwe plaatsen gesticht, waaronder in 343 de stad Curśa, dat later de hoofdstad van het moderne Cȧrq́ax zou worden. X́ahalȧ Ehoh regeerde lang en was een van de weinige oorspronkelijke x́ahalȧ's die een natuurlijke dood stierf. Zijn opvolger İna (346 - 357) was aanmerkelijk oorlogszuchtiger. Hoewel Ehoh voor defensieve doeleinden legers paraat had gehouden om het land te beschermen tegen nieuwe aanvallen van de Dumeriërs, waren deze nooit ingezet. X́ahalȧ İna trainde de legers om ook weer offensieve operaties te ondernemen en onder zijn leiding trok er in 354 één over de Foegezen en plunderde diverse Dumerische nederzettingen, waarna het bij de stad Traianopolis aankwam en de belegering van deze stad in gang zette.

Het Dumerische leger dat zich in Ėǵu̇bȯ ophield, was nu gedwongen zich terug te trekken en Traianopolis te ontzetten. Er volgde een lange oorlog die enkele jaren duurde en tijdens welke x́ahalȧ Ina sneuvelde. In 361 culmineerde de oorlog in de Slag bij V́odė. De strijdende partijen wisten na deze slag geen vooruitgang meer te boeken, waardoor de grens tussen Dumerië en de Karktische gebieden bij die plaats werd getrokken.
Onderlinge rivaliteit in de Middeleeuwen (361-1712)
Spoiler: weergeven
Sinds de Slag bij V́odė werd het ten opzichte van naburige gebieden tamelijk geïsoleerd gelegen gebied grotendeels met rust gelaten, hoewel mysterieuze verdwijningen en onduidelijke verslagen van 'hordes Karktiërs die vanuit de bergen soms hele dorpen plunderden en verwoestten' bijdroegen aan allerlei volksverhalen en bijgeloven. Deze verdwijningen en aanvallen op buitenlandse dorpen waren echter per ongeluk en hadden alles te maken met de grote rivaliteit die tussen Karktische stammen heerste sinds de vrede die ontstaan was na de Slag bij V́odė was begonnen te vervelen. Diverse families kwamen aan de macht en verloren die macht weer, soms na een paar generaties, vaker al binnen een jaar. Het Ėlźameer was gedurende meerdere eeuwen het toneel van vele bloederige 'meerslagen' die tussen stammen aan alle kanten ervan te water werden uitgevochten. De aanvallen op nederzettingen buiten het Karktische gebied waren het gevolg van verdwaalde krijgers die meenden het dorp van een rivaliserende stam voor zich te hebben. Deze vaak gewelddadige sfeer die tussen de bergen heerste, droeg bij aan het isolement van Cȧrq́ax als geheel. Veel buitenlandse reizigers die de tocht door Cȧrq́ax waagden, werden nooit weergezien en enkele buitenlandse pogingen om Cȧrq́ax te onderwerpen strandden. In deze periode werd het gebied vol gebouwd met kastelen, burchten en vestingen om de plaatselijke bevolking te beschermen tegen de buren. Dankzij zijn gewelddadige Middeleeuwen, heeft Cȧrq́ax nu één van de hoogste kastelen- en ruïnedichtheden ter wereld.

Niet alle Karktiërs namen echter deel aan de onderlinge strijd en sommigen trokken in westelijke richting naar Avamië, dat op dat moment deel uitmaakte van het Kathoraanse Rijk, dat echter in verval was. De vredelievende Karktische agrariërs vestigden zich zonder veel weerstand tussen de reeds aanwezige bevolking en drukten in de jaren erna een bescheiden culturele en talige stempel op het gebied.

Gedurende de Middeleeuwen kwam het tot de eerste contacten met de Nagasken, die in het huidige zuidoosten van Cȧrq́ax woonden. Via hen kwamen de Karktiërs in aanraking met het Nagaskistische geloof, dat zich vanaf dat moment over het land zou gaan verspreiden en de door de Karktiërs daarvoor beleden natuurgodsdiensten zou vervangen.

In de eerste helft van de zeventiende eeuw werden delen van Carthamië door Spanje veroverd in een poging om de Carthaamse hulp aan de Nederlanden teniet te doen. Hoewel de Karktiërs zich tot dat moment verre hadden gehouden van buitenlandse politiek, werd in 1621 ook de kuststreek rond Oca door de Spanjaarden bezet onder de naam San Bernardo de Claraval. De Spaanse aanwezigheid was echter maar een kort leven beschoren, want minder dan twintig jaar later werden de Spanjaarden door de Carthamiërs verjaagd; de laatsten namen vervolgens zelf de Karktische kust in.
De hereniging (1712-1854)
Spoiler: weergeven
In 1712 slaagde V́ohuq́, landvoogdes van Xėlurq́ȧ, er in twee naburige gebieden te veroveren, een ander aan belastingplicht aan Xėlurq́ȧ te onderwerpen, terwijl ze in het huwelijk trad met de erfopvolger van een vierde gebied, die echter binnen een jaar onder mysterieuze omstandigheden stierf, waarna ze opnieuw huwde met de erfopvolger van een vijfde gebied. In de jaren erna kwam het grootste deel van Cȧrq́ax onder de heerschappij van deze mevrouw. Zij benoemde zichzelf in 1724 tot Landvoogdes van het Ganse Land (Ė Vukėn Cȧrq́ilazėn X́ahalȧ; de tegenwoordige landsnaam Cȧrq́ax is een verbastering van het Karktische woord voor 'land'). Ze bracht enerzijds een periode van rust in het land en upgradede mede om deze rust te bewerkstelligen de in de eeuwen daarvoor steeds meer in zwang geraakte Nagaskistische geloof tot de belangrijkste godsdienst van het land. Anderzijds bleef ze pogingen doen om Oca en de rest van de Karktische kust op de Carthamiërs te heroveren en deed ze een mislukte poging om het half-Karktische Avamië aan haar heerschappij toe te voegen.

Landvoogdes V́ohuq́ werd in 1753 opgevolgd door haar broer, landvoogd Ezile, die echter na drie jaar aan een hartaanval stierf. Zijn zoon, landvoogd Ȧx́hȧrq́, maakte in het jaar van zijn aantreden slim gebruik van een machtsvacuüm in het Carthaamse Rijk dat was ontstaan na de dood van keizer Orvas I Nervayn. Ȧx́hȧrq́ wist een verdrag te sluiten met hertog Grÿgero Nervayn van het naburige Blomastic dat voorzag in steun (drie regimenten/huurlegers) aan de hertog in diens strijd om de macht in Carthamië, in ruil voor teruggave van Oca en de Karktische kust.

Landvoogdes V́ohuq́s stabiele regering werd voortgezet onder haar erfopvolgers, die echter allen een steeds despotischer bewind gingen voeren. Deze eerste landvoogden sinds de hereniging maakten geregeld gebruik van Pruisische en Schellingse adviseurs om het land te besturen; hoewel de contacten met het oosten veel voeten in de aarde hadden (om in Schellingen te komen moest men door het bergachtige oosten), was de relatie met de Pruisen en de Schellingers aanzienlijk beter dan met de directere buren in het noorden, westen en zuiden. Ook het feit dat het Nagaskisme uit het oosten kwam, werd door de landvoogden gezien als een goed teken.

Aan het begin van de negentiende eeuw was het stroomgebied van de Ėlźa bijna volledig in Karktische handen. In de loop der eeuwen waren avonturiers van met name Karktische afkomst de daarvoor nagenoeg onbewoonde bergen in het oosten en het ruige gebied ten zuiden daarvan ingetrokken. Ze hadden daar een geïsoleerd bestaan opgebouwd zonder bemoeienis van nationale overheden en tussen de weinige tientallen nazaten van de oorspronkelijke Nagasken die er nog woonden, alsook (later) Pruisische en Schellingse deserteurs die het gebied om dezelfde reden aantrekkelijk gevonden hadden. Landvoogd Orq́uq (1831 - 1854) vond echter dat wie Karktiër was, deel uit moest maken van de staat en hij begon in 1834 met een reeks militaire acties om het oosten en het zuidoosten in te lijven. Om het gebied af te sluiten (via het stroomgebied van de rivier de Harıla (Oberharl) was het relatief eenvoudig toegankelijk vanuit Schellingen), bouwde hij een serie versterkte forten, die met elkaar verbonden waren door middel van een lange muur. De muur heeft zijn nut echter nooit hoeven bewijzen en hoewel hij nog steeds een opvallende landschapsmarkering vormt, wordt hij al sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer onderhouden en verkeert hij op een aantal plaatsen in staat van verval.
Maatschappelijke en industriële revolutie (1854-1922)
Spoiler: weergeven
In 1854 pikte het volk het niet langer en mede aangemoedigd door een intellectuele elite, die vond dat Cȧrq́ax mee moest opstoten in de vaart der volkeren, brak er een revolutie uit. De heersende landvoogd werd afgezet en op een afschuwelijke manier terechtgesteld, waarna er een min of meer democratisch bestuur in het zadel werd geholpen (met recht op inspraak voor wie het meest belasting betaalde, overigens ongeacht geslacht). Vanaf dat moment probeerde Cȧrq́ax er alles aan te doen een zo modern mogelijk land te worden; er werden (in eerste instantie wat onwennige) betrekkingen aangeknoopt met omliggende landen, de achterstallige industriële revolutie werd versneld doorgevoerd, wat weliswaar leidde tot economische voorspoed in de hogere klassen, maar grote sociale ellende veroorzaakte onder de arbeiders. De revolutie van 1913 bracht dit ongelijke bewind ten val (inclusief alweer een gruwelijke moord op een nu weliswaar niet meer erfelijke, maar desondanks al heel lang regerende en steeds verregaander alleenheersende landvoogd), waarna het land een paar jaar in een burgeroorlog verzeild raakte.
Interbellum, Tweede Wereldoorlog, Eerste Hilgaroorlog (1922-1973)
Spoiler: weergeven
De Vrede van Hov́an van 1922 beëindigde de conflicten en vestigde de staatsinrichting die nu nog steeds van kracht is. De eerste Landvoogden na 1922 werden voor een periode van vier jaar gekozen; in 1949 werd dit verlengd tot zeven jaar, en sinds 1991 worden ze weer benoemd voor het leven (of zolang ze in staat zijn hun taken te vervullen), maar is hun functie volledig ceremonieel. Het dagelijks bestuur is gedecentraliseerd en de nationale regering is een groep mensen die zijn eigen benoeming en ontslag regelt, tenzij het parlement hierover bindend advies verstrekt. Het leger, dat tot 1913 feitelijk het privéleger van de landvoogd was, werd in 1926 genationaliseerd en kwam onder het gezag van de regering.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef Cȧrq́ax in eerste instantie neutraal, maar in 1942 doet de Nationalrepublik Rudenz-Fugesen een poging om het land binnen te vallen, mogelijk vanwege de grondstoffen die in de Karktische Foegezen zaten. Eenmaal in Cȧrq́ax bleek de vijand echter niet in staat zich te handhaven en toen ze in 1944 gedwongen waren zich terug te trekken, werden ze door het Karktische leger achtervolgd. Cȧrq́ax bezette de gebieden die nu globaal overeenkomen met de streken die in het tegenwoordige Cȧrq́ax Oost- en West-Rooden genoemd worden. Het leger, gestuurd door een ietwat xenofobe regering, vernietigde grote delen van de bestaande infrastructuur om de vijand minder kans van slagen te bieden bij een poging om het gebied te heroveren. Wegen en spoorlijnen aan de nieuwe grenzen werden opgeblazen en ook het al aanwezige telefoonnetwerk werd ontmanteld. Deze taktiek pakte inderdaad positief uit tijdens de Eerste Hilgaroorlog in 1973, toen Tholenië een poging deed de gebieden te annexeren. De gebieden werden in eerste instantie als wingewesten bestuurd door de minister van wingewesten in de nationale regering in Hov́an. Pas in 1989 werden ze opgesplitst in Steden en Velden, zoals de rest van Cȧrq́ax, en kregen ze een gelijkwaardige status op bestuurlijk niveau.
Economisch verval en pogingen tot hervorming (na 1973)
Spoiler: weergeven
In vooral de tweede helft van de 20ste eeuw raakte Cȧrq́ax economisch in verval. De bergen bleken qua grondstoffen steeds minder op te leveren en Cȧrq́ax zelf beschikte niet over de middelen en expertise om dieper te graven. In 1973 werd Cȧrq́ax zoals reeds gezegd betrokken in de Eerste Hilgaroorlog, toen Tholenië een poging deed de in 1944 door Cȧrq́ax geannexeerde gebieden te heroveren. De strijd die volgde werd weliswaar door Cȧrq́ax gewonnen, maar vergde veel van het Karktische leger. Met de inkomsten uit zijn bescheiden wapenindustrie wist het land in de jaren erna het hoofd boven water te houden, maar deze kreeg een zware slag te verwerken toen Carthamië en Tholenië vrede sloten; daarvoor waren zij de twee belangrijkste afnemers van Karktische wapens. Cȧrq́ax, dat van nature al een xenofoob karakter had, keerde internationaal steeds meer in zichzelf.

Ook de vergaand gedecentraliseerde staatsinrichting die in 1922 was ingevoerd, bleek een averechts effect te hebben op de flexibiliteit van de landelijke economie. Vanaf het moment dat de regering dit begon te beseffen (bekend zijn de vele hervormingsgezinde redevoeringen van minister-president Pėter Vushauv́eme (1982-1985, 1991, 1994-1995)), deed zij diverse pogingen om het staatsbestel te veranderen en meer macht naar zichzelf over te hevelen, maar veel succes oogstte dit niet.

Het geloof in een mogelijke heropleving van de Karktische economie werd van eind januari tot 12 februari 1985 grondig teniet gedaan door het plotselinge faillissement van de Karktische nationale luchtvaartmaatschappij CXL, waardoor honderden mensen hun baan verloren en waarvan de economische gevolgen heel het land pijnlijk raakten. De landelijke regering, die op dat moment zelf al financieel noodlijdend was, was niet bij machte om CXL te redden. Afgezien van een enkel klein protest kwam het volk door deze teloorgang echter niet in opstand; eerder leek een deel van de bevolking in shock te verkeren over het feit dat de op dat moment enige hoop op economisch herstel een wassen neus gebleken was. Het grootste sentiment bestond dan ook niet tegen de regering, maar tegen de laatste directeur van CXL, die het land ontvluchtte toen het eerste vliegtuig in het buitenland aan de ketting werd gelegd; in processen die volgden op het faillissement werd hij bij verstek veroordeeld en bij terugkeer in Cȧrq́ax wacht hem meervoudige levenslange gevangenisstraf.

Een zeebeving die de Scipionische Zee in 1998 trof, veroorzaakte veel schade in de Karktische kustplaatsen. Aan de Cegali Cȧ in het havengebied van Oca ontstond kortsluiting en de brand die vervolgens uitbrak, legde ettelijke pakhuizen in de as. Hoewel het aantal menselijke slachtoffers in Cȧrq́ax tijdens en direct na de beving over het geheel genomen meeviel (in Carthamië en Dumerië stierven naar verhouding veel meer mensen), stortte op 5 april 2001 in het centrum van Oca een kantoorgebouw van 22 verdiepingen in; hierbij kwamen 167 mensen om het leven en raakten talloze anderen gewond. Onderzoek wees uit dat het tijdens de zeebeving zwaar gedestabiliseerd was geraakt en eigenlijk meteen gesloten en afgebroken had moeten worden. De regering voerde vervolgens een verplichte periodieke controle in voor openbare gebouwen en particuliere gebouwen die hoger zijn dan drie verdiepingen.

Sinds Ėźai Vushauv́ep in 2008 premier werd, probeert de Karktische regering weer een internationaal benaderbaarder imago neer te zetten. Ze neemt daartoe steeds vaker initiatieven voor buitenlandse samenwerking; het idee van de Atlantische Raad in 2014 kwam mede van Cȧrq́ax en het hoofdkantoor van die organisatie is dan ook in de Karktische havenstad Oca gevestigd. Ėźai Vushauv́ep staat bekend als een daadkrachtig premier sinds haar optreden in het Jaar van de Bankroven: tussen maart en oktober 2009 werden in verschillende Karktische steden haast aan de lopende band banken beroofd en de daders wisten keer op keer te ontkomen. Ėźai besloot toen het geld van alle niet getroffen banken in Oca veilig te stellen door het middels een groot geldtransport in veiligheid te brengen; toen de overvallers hierop het nauwkeurig door de politie en de X́ŹṔ in de gaten gehouden geldtransport overvielen, bleken de transportwagens geen geld te bevatten, maar omgebouwde boevenwagens te zijn, die de criminelen direct bij de politie afleverden.

Re: [CQX] Cȧrq́ax

Geplaatst: di 24 dec 2013, 07:40
door lajos
geschiedenis:

Er is al lang geleden het e.e.a. vastgesteld m.b.t. de Nagaskische geschiedenis dat relevant is voor de landen in de regio. Zie deze post (en de rest van de eerste pagina van die draad) voor details.

Meest relevant is "Nymolan" (Niemandsland): woest bos/berg/moerasgebied in het huidige zuidwest-Schellingen / Kwang Yung / noordoost-Dumeria (en misschien wat meer). Dat gebied was tot halverwege het tweede milennium zeer dun bevolkt (en Kwang Yung was tot 1466 onbewoond). Pas na de kolonisatie van Schellingen in de 17e eeuw werd de bevolkingsdruk in de regio hoog genoeg om die gebieden in gebruik te nemen. I.g.v. Dumeria betreft dit dus in ieder geval Campania Nova, maar wellicht ook Bruttium. Wellicht gold ook in Dumeria dat de bevolkingsdruk lange tijd veel te laag was om die gebieden in gebruik te nemen (tot een paar eeuwen geleden dus), maar daar moet wel een verklaring voor zijn en het moet passen in de geschiedenis. (En dat wordt lastig als directe buurstreken al veel eerder dichtbevolkt waren en als de dubevolkte gebieden (d.w.z. Niemandsland) goede landbouwgrond hebben.) In ieder geval kan het niet zo zijn dat betreffende gebieden al deel uitmaakten van Dumeria (of enig ander land) voor het eind van de 17e eeuw (en vermoedelijk nog wat later).


(Ik heb dit ook gepost in de Dumeria-draad.)

Re: [CQX] Cȧrq́ax

Geplaatst: do 26 dec 2013, 18:06
door Dulminis
Wat Carqax betreft, geldt dit voornamelijk voor het zuidoosten, denk ik. Dit gebied is inderdaad pas laat door Karktiërs bevolkt, die er zo'n beetje de eersten waren. In eerste instantie heeft men zich rond het Elza-meer geconcentreerd; pas daarna is men stroomopwaarts de oevers van de Elza gaan bevolken. Er waren waarschijnlijk al wel wat einzelgängers die de bergen overstaken naar het (noord-?) en zuidoosten, maar de grote bevolkingstoename in die regio zal inderdaad pas vanaf de 17e à 18e eeuw hebben plaatsgevonden.

Wat ik wel graag zou willen, is een vaste reis- en/of handelsroute door dat gebied, want de Karktiërs moeten op een gegeven moment aan de thans overheersende godsdienst van het Nagaskisme zijn geraakt.

Re: [CQX] Cȧrq́ax

Geplaatst: ma 11 aug 2014, 12:25
door Dulminis
De laatste versie van de geschiedenis van Cȧrq́ax staat thans in de openingspost van deze draad.