[DUM] Geschiedenis

Res publica Populi Dumerii

Moderator: BlaZ

Plaats reactie
Gebruikersavatar
BlaZ
Moderator
Berichten: 1276
Lid geworden op: di 26 nov 2013, 13:00

[DUM] Geschiedenis

Bericht door BlaZ » wo 09 jul 2014, 14:28

Ontstaan van Dumerië
Overzicht van de uitbreiding van Dumerië tot de Kartjaanse oorlogen
http://fayl.in/9bcP

Nadat Caesar zichzelf uitriep tot "dictator in perpetuum", brak de burgeroorlog tussen de optimates (Cato) en populares (Caesar) uit. Na de slag bij Thapsus (46bc) zouden Cato zelfmoord hebben gepleegd, echter in werkelijk vluchtte hij voorbij de poorten van Hercules met een kleine 5000 volgelingen waaronder Metellus Scipio en Marcus Petreius.

Na een lange reis over zee, waarbij een kwart van de schepen verging, was het eerste land wat men zag waarschijnlijk de huidige zuidpunt van Nieuwegouwen. Na verkenning bleek dit eiland ongeschikt voor vestiging vanwege de aanwezige agressieve stammen die door de schrijvers de Menhir genoemd werden.

Op zoek naar een geschikte vestigingsplaats kwam men uiteindelijk op Ursica (Zo genoemd vanwege de aanwezigheid van beren) terecht. Dit eiland was dunbevolkt en erg vruchtbaar. In 46bc zette men voet aan wal bij een kleine nederzetting van de oorspronkelijk inwoners (de Togii). De nederzetting werd ingenomen en de bewoners gedood of tot slaaf gemaakt. Verder landinwaarts werd op een heuvel een aan een rivier een nederzetting gesticht die de naam Trapezus kreeg.
Het land zelf noemde men Deum+Meria (Gift der goden); Dumeria.
De Togii werden al snel uit het oosten van het eiland verdreven en vele duizenden Togii werden als slaven teruggevoerd naar de Dumerische nederzettingen.
In 44bc, werd een 3000 man sterk leger van de Togii verslagen bij Antiphrae door 3 Dumerische cohorten onder leiding van Metellus Scipio. Hierna werd de hoofdplaats van de Togii (Togia) ingenomen en hernoemt naar Metellopolis. Met deze wapenfeiten was het verzet van de Togii definitief gebroken en tegen het eind van het jaar 44bc was het hele eiland Ursica onder Dumerische controle. Volgens een volkstelling uit het jaar 43bc bestond de Dumerische samenleving toen uit 3,800 Dumeriërs en 18.000 slaven.
Op het vaste land van het huidige Equistria kwamen de Dumeriërs in contact met de Cartii (Karktiërs) waarmee handel werd gedreven.

Verovering van de archipel en de Kartjaanse oorlogen
In 8nc werd Pompeius Cervianus met het Legio I Dumeriae naar het eiland Boia gestuurd om dit gebied te veroveren. In eerste instantie werd met name de westelijke kuststrook onderworpen, het onderwerpen van het gehele eiland zou nog grofweg 120 jaar duren. Een 5.000 ex-legionairen en kolonisten kregen grond toegewezen op Boia. De bevolking van Dumeria bestond na deze verovering uit 18.000 burgers en 68.000 slaven. Twintig jaar later werd een legioen naar Herulia gestuurd om dit eiland te veroveren, Orcistus werd veroverd waarna men langzaamaan de macht over het eiland wist te versterken.
In 31nc brak een slavenopstand uit, die bloedig werd neergeslagen, hierbij werden 8.000 gevangen genomen slaven gekruisigd.

De bevolking van Dumeria bleef flink doorgroeien, een bevolkingstelling uit 98nc laat een bevolking van 143.000 burgers en 126.000 slaven zien.
Met deze snel groeiende bevolking lagen verdere veroveringen voor de hand. In 175nc wordt een expeditie op touw gezet om de Icarische eilanden te onderwerpen, deze eilanden werden bevolkt door de Assinarii, een afsplitsing van de Cartii. Met drie legioenen en 100 galeien wist Metellus Scipio Victor deze eilanden binnen korte tijd te onderwerpen. De Assinarii worden verslagen bij de slag bij Bisica, waarbij 4500 Dumeriërs het leven laten. Acht jaar later worden de Scipionis eilanden veroverd op de Insubrii, een andere sub-stam van de Cartii.
In 193nc verplaatst de senaat zijn interesse naar het vaste land. Onder leiding van Metellus Scipio Victor vertrekken 5 legioenen om de Karktische hoofdstad İćėv́i te veroveren. De verrassing is compleet, wat mede het gevolg is van een brand die uitbrak voor de aanval. De Karktiërs worden volledig overrompeld en hun leider komt om in de vlammenzee. Zonder noemenswaardige verliezen wisselt de hoofdstad van eigenaar, waarna de niet gevluchte inwoners door de Dumeriërs afgeslacht worden.
Het invasieleger rukt verder op en weet na zware verliezen ook het heuvelfort Arx Tigrium op de Karktiërs te veroveren, door de verovering van dit fort op de Elunsiavus berg kan de hoogvlakte worden gecontroleerd en zou het Karktische rijk de facto in twee delen gesplitst worden.
In het oostelijke rijk (huidige Perisia en Oost-Equistria) werd onder militaire druk in 217 een geallieerde leider aan de macht geholpen. In 340 kwam dit gebied in opstand waarbij vele Dumerische handelaren werden afgeslacht. Tussen 340 en 342 werd deze “opstand” bloedig neergeslagen, waarna ontvolkte gebied geannexeerd werd.
Het westelijke rijk bleef in deze periode tegenstand bieden aan de Dumerische opmars. In 240 worden de steden Carteia en Pantica veroverd op de Karktiërs waarna de grens opschuift naar de rivier de Oea. Hiermee is de veroveringszucht van de Dumeriërs nog altijd niet gestild, en in 320 volgt een invasie van het kustgebied van het huidige Kartjas. Na de belegering en verovering van Egubo in 322 wordt in 323 een leger de Elzavallei ingestuurd om de overige Kartjaanse nederzettingen te onderwerpen. Een overdaad aan vertrouwen na de tot dan toe zo succesvolle campagne en het onderschatten van de Karktische tegenstand, zorgen voor een gebrek aan organisatie bij dit uit 4 legioenen bestaande leger. In een bosrijk gebied nabij Vȧrćaq́am vallen de Karktiërs aan waarbij een groot gedeelte van het Dumerische leger op de vlucht slaat en er 17.000 doden vallen aan Dumerische zijde. De restanten van het leger trekken zich terug in Ėbuxicaxe, waar tot 354 de grens zou liggen
In 354 trekt een Karktisch leger over de Foegezen door de Paenaevopas, wat na het plunderen van meerdere nederzettingen resulteert in de belegering van het ommuurde Traianopolis. Om deze inval het hoofd te bieden wordt de in de Elzavallei aanwezige bezettingsmacht teruggetrokken. Na een lange manoevre-oorlog culmineerde dit in de slag bij V́odė waar beide partijen zware verliezen leden. De hier op volgende schermutselingen brachten ook niks te weeg, waardoor de Pax Vodaea werd getekend, waarbij de huidige grens tot stand kwam.
Na deze oorlog werden aan Dumerische zijde forten gebouwd om toekomstige invallen af te kunnen slaan; Het Castrum Novum beschermde de kuststrook, terwijl het de Arx Paenaevonensis en Arx Iuennas de bergpassen controleerden. In het oosten werd het Arx Consulum gebouwd om invallen van de Paeni stam die ten westen van de Ebocovus woonde tegen te gaan.

Pax Dumeriana
In 430 werd een expeditie ondernomen om deze Paeni stam te onderwerpen. Dit mislukte en geen verdere pogingen werden ondernomen om dit weinig vruchtbare gebied te veroveren. In plaats daarvan besloot consul Marcus Tullius Frugi in 445 een 60 kilometer lange verdedigingsmuur (Vallum Tullianum) te bouwen van de Telusio tot de kust om Perisia van verdere invallen te behoeden.
Mede door deze investering in verdedigingswerken breekt een lange tijd van vrede aan. Vele Dumeriërs afkomstig van de Saturnijnse (Saturni) eilanden vestigen zich op de kuststreken van het vaste land, waar nederzetting als Burdigala (519), Spoletum (438), Peltae (620), Hieronium (431) en Scolacium (558) gesticht worden. De macht blijft echter geconcentreerd op de Saturnijnse eilanden, waar men de coloniën des vastelands als minderwaardig beschouwen en als wingebied behandelen. Dit gebied werd immers voorheen door onontwikkelde wilden bewoond. Rond 680 begint de colonisatie van de Eliosen, Catonis en Aquilas, hoewel het op deze eilanden beperkt blijft tot agricultuur en kleine handelsposten.

Avamische oorlogen en Perisische opstand
In 731 geeft de senaat opdracht tot het vervoveren van Avamia. Onder leiding van Spurius Vinicius Piso vertrekt een vloot van 85 quinqueremen uit Egis met 3 legioenen + extra alae (in totaal zo'n 20.000 man). Rinera (Rÿner) en Adrenum (Adren) worden spoedig ingenomen. Bij Edrano wordt het toegesnelde Carthaamse leger ingesloten en verslagen. In 733 wordt vanuit Carthamië een tweede poging tot herovering gelanceerd, maar ook deze blijkt niet in staat het bezette zuiden en oosten van Avamia terug te veroveren. Tegen 735 is het volledige laagland gebied van Avamia onder Dumerische controle.
Na een hernieuwde periode met relatieve rust breekt er in het jaar des heeres 903 een grootschalige opstand uit in het in 342 geannexeerde Perisië. Het zijn met name de Perisische Kartjanen die in samenwerking met de vroege immigraten in opstand komen. Belangrijke oorzaken zijn de beperkte invloed op de senaat in Trapezus, mislukte oogst en daarbij behorende verhoogde voedselprijzen en de hoge belastingen. Hieronium, Peltae, Imperia en Collatio steunen de opstand en overheidsfunctionarissen, immigranten en handelaars worden massaal beroofd en vermoord. Ten oosten van de rivier de Tarnis, die net ten oosten van Traianopolis stroomt, blijven enkel Pella, Arx Consulum en Circium loyaal aan de senaat. Een eerste poging deze opstand neer te slaan onder leiding van Cornelius Aemilius weet enige voortgang te boeken, maar moet zich uiteindelijk in 906 met zware verliezen na een mislukt beleg van Peltae terugtrekken. De stammen voorbij de muur (Paeni) profiteren van de gelegenheid om de dichtbij de muur (Vallum Tullianum) gelegen nederzettingen Iulium en Sarni te plunderen.
Ook Thorvald, de heerser der Carthamiërs maakt in 905 van deze zwakte gebruik door een reusachtig Carthaams leger, de verhalen spreken over een legermacht van wel 100.000 soldaten, op de been te brengen en Avamia binnen te vallen. Bij Grapa (Gräop) wordt het fort van het elfde legioen belegerd. Tijdens een stormloop op de borstwering in de stromende regen slaat de bliksem in waardoor brand ontstaat in het midden van de legerplaats. De legionairs vrezen dat Jupiter hen verlaten heeft (de Carthamiërs dat Anatvik hen steun biedt) en nemen in paniek de benen met zware verliezen tot gevolg. Door de zware verliezen van legioen XI is de Dumerische positie in Avamia plotseling penibel. De opstand in Perisië blijft voortduren en versterkingen voor de verdedigingsmacht van Avamia laten op zich wachten. De Dumeriërs besluiten zich terug te trekken in de versterkte kuststeden Adrenum (Adren), Vindonum (Windon) en Rinera (Rÿner). Gezien de hopeloosheid van de situatie, besluit de senaat in Trapezus tot een vredesvoorstel waarbij geheel Avamia weer wordt geherintegreerd in Carthamië. Dit wordt besloten in het pact van Lyrië 907 (Pactum Lyricum) waarbij de contingenten in Adrenum (Adren), Vindonum (Windon) en Rinera (Rÿner) de vrije aftocht krijgen en de 'bliksemoorlog' zo beeindigd is.
Twee jaar later (907) besluit de senaat tot de aanstelling van een dictator, genaamd Aurelius Perperna, om de situatie in Perisië op te lossen. Onder leiding van 5 legioenen trekt Perperna Perisië binnen en weet het opstandelingenleger te verslaan bij Brino (Slag bij Pendium), waarna tienduizenden opstandelingen en hun families gedecapiteerd worden waarbij de gelukkigen hun legen in slavernij verderzetten kunnen. In 909 volgt een strafcampagne tegen de Paenische stammen, onder leiding van Aurelianus Perperna, waarbij Castra Caepionis als versterkte nederzetting met permanente legerbezetting ontstaat en de provincie Bruttium doormiddel van annexatie onderdeel van de Dumerische republiek gaat vormen. Doormiddel van senaatsbesluit worden de veteranen van de legioenen vrijgekomen grond gegeven in Perisië om zich te vestigen. Uit een van deze veteranennederzettingen ontstaat de latere grootstad Imperia, vernoemd naar het 6e legioen (Legio VI Imperiosa). Dit is ook de feitelijke Latinisering van Perisië, waar na de genocide op de opstandelingen weinig over is van de oorspronkelijke bevolking. Aurelius Perperna krijgt na deze overwinning de cognomina ex virtute Perisianus. Vanwege hun loyaliteit blijven van Pella, Arx en Circium krijgen deze plaatsen het recht tot afvaardiging van 1 senaatslid elk en daarnaast stadsrechten.

Eerste Scipionische zeeoorlog - de 20 jarige oorlog
In 914 ontvangt men in Ursica plotseling berichten over een Carthaamse invasie van de Aquilae (Aquilas). Volgens vluchtelingen zou een enorme vloot Carthaamse galleien de Aquilas aangevallen hebben. Aangezien de Carthaamse vloot voorheen weinig voorstelde, wordt deze dreiging van een "enorme vloot door de Dumerische senaat weinig serieus genomen. (Quote Velvius uit 914 "Nequita est, Carthamia classem non habet").
Na 5 maanden wordt een vloot verzameld van 38 galleien die de Aquilae moeten ontzetten onder procurator Ramio Trapezanus. Deze expeditie loopt uit op een regelrechte ramp. Nog voordat men de Aquilas weet te bereiken, verliest men de zeeslag bij Thora (Kthorak). Tegen een overmacht van 65 Carthaamse galleien blijkt geen Dumerisch kruit opgewassen en met een verlies van 20 galleien keerd men terug naar Pistoriae.
In 917 vervolgt Thorvald zijn opmars richting de Catonische eilanden die tegen 919 volledig ingenomen zijn. In 920 volgt een pyrrusoverwinning voor Dumerië bij de zeeslag van Zephyrus. (Dumerië verliest 31 galleien en Carthamië 28). Na deze slag is het voor beide partijen tijdelijk onmogelijk een nieuw offensief in te zetten.

Een poging van Dumerië de Catonis te ontzetten mislukt in 925, waarna Thorvald in 931 een hernieuwd offensief in gang zet in het Oosten. Al snel worden Aesuri, Mattium, Corduba en Astura belegerd door Carthaamse troepen. Grote delen van de kuststrook van Eleusium worden ingenomen ondanks flinke tegenstand van de Dumerische troepen. Het lukt de Carthaamse troepen af te remmen, maar geheel tegenhouden blijkt onmogelijk. Versterkingen worden vanuit het hele rijk richting Burdigala gestuurd en tegen 933 begint de Dumerische tegenaanval. Na een vruchteloze campagne in 934 komt het in 935 tot de slag bij Terventum. Bij deze slag komt de Carthaamse keizer Thorvald om het leven, wat ook meteen het einde van de invasie zal betekenen.

Columbus
In 1492 wordt Dumerië ontdekt door Columbus op zijn zoektocht naar een doorgang naar het verre oosten, waarbij hij in zijn kielzog de katholieke kerk en de iets geavanceerdere Europese wapentechniek mee brengt. Columbus denkt, na zijn aankomst in Bauli nabij Imperia, in eerste instantie een tijdreis gemaakt te hebben en in de Romeinse tijd terecht gekomen te zijn. De overtuigingskracht van de plaatselijke Dumerianen weet hem toch te overtuigen dat dit niet het geval is.
De kerkelijke contacten verlopen wat minder soepel, na het bezigen van een gebed worden de priesters belachelijk gemaakt met het herhalen van amen met een s erachter "amens" (krankzinnig). De notie van het bestaan van een enkele god wordt door de pantheïstische Dumerianen ter plaatse met klem verworpen.

Een groep Spanjaarden vervolgt hun reis richting Trapezus per galei terwijl de rest van de vloot aangemeerd in de Baulische haven blijft. De Spanjaarden realiseren zich snel dat de Dumerische republiek ondanks de technologische verschillen niet te onderwerpen zal zijn en economische motieven nemen de overhand. Van de Spaanse vloot, keert één schip terug richting Spanje met een Dumerische delegatie om zo handelscontacten en een alliantie te arrangeren, terwijl de overige schepen hun reis richting verre oosten voorzetten, gesterkt door Carthaamse legenden over een mythisch in het westen gelegen land.
Kort na het vertrek van de Spanjaarden breekt een ziekte uit waardoor binnen enkele jaren tienduizenden Dumerianen om het leven komen.

Na het tot stond komen van de Spaans-Dumerische alliantie vindt te Cadiz overleg plaats tussen beide landen, waarbij wordt besloten gezamelijk Carthamië aan te vallen, en de te veroveren eilanden onderling te verdelen. Carthamië blijkt kansloos tegen deze technologisch geavanceerdere tegenstand en is gedwongen een vernederende vrede te tekenen, waarbij de Aquilae en Catonis eilanden opgegeven worden.

Rond deze periode beginnen ook eerste pogingen van de katholieke kerk om de Dumerische bevolking te proselitiseren. Dit proces blijkt erg moeizaam, waardoor er slechts lokaal successen geboekt worden. In de 19e eeuw zal een groot gedeelte van deze katholieke Dumerianen naar het oosten van Atrocaea verhuizen om religieuze discriminatie te ontlopen.

Napoleontische tijd

Na het uitbreken van de Franse revolutie wordt Dumerië een bondgenoot van de Franse republiek. Wanneer de 1ste coalitieoorlog uitbreekt in 1792 blijkt het Dumerische leger zijn zaakjes niet op orde te hebben. Ter hoogte van het eiland Mons wordt de Dumerische vloot verrast door een Carthaams-Britse vloot. Een groot aantal schepen raakt beschadigd en duizenden mariniers laten het leven.
Na de zeeslag om Mons hebben Carthamië en Engeland de macht op zee in handen, waardoor de handel geblokkeerd raakt. In 1793 beginnen de vredesonderhandelingen waarbij het in 1514 veroverde Zuidelijke Aquilijnen weer afgestaan worden aan Carthamië.
Na deze schandelijke nederlaag vinden er grondige hervormingen plaats in de Dumerische staatsinrichting. Waar eerst de consuls leiding gaven aan de strijdkrachten, worden deze taken vanaf 1798 vervuld door de Dux classis (opperbevelhebber vloot) en Imperator (opperbevelhebber landstrijdkrachten), welke door de senaat uit de hoogste echelons van het leger verkozen worden. (De ministers van defensie zijn dus militairen)

In 1942 voelt de Dumerische senaat zich geroepen om de latijnse minderheid in het Schellingse "Vierland" te bevrijden van de oppresieve Schellingse overheid. Na een 6 weekse oorlog gaf Schellingen het gebied prijs na vredesonderhandelingen.
Het gebied kreeg de naam "Campania Nova" zoals de latijnen het gebied al eeuwen noemden. De provinciehoofdstad werd ook verplaatst van het Schellingse Vieren (Firmium) naar Hydrapolis, een stad met een overwegend Latijnssprekende bevolking.
Vele Schellingers verlieten na de verovering de Campania Nova, maar een flinke minderheid is nog altijd in het gebied aanwezig, met name rondom Crusina (Kreuzingen) en Firmium (Vieren).


Geschiedenis van Apollonium

De stichting van Apollonium is terug te leiden naar 184 na christus toen een legerkamp op de heuvel in de bocht van de rivier de Tinna werd gebouwd. Dit legerkamp werd al snel uitgebouwd tot een versterkt fort. (het huidige Arx) Al snel vormde zich een nederzetting aan de voet van de heuvel. In het jaar 190 werd Apollonium verkozen tot hoofdstad van Insubria, wat de groei van de stad in een stroomversnelling bracht.
Na voltooing van de stadsmuren in 195, liet Metellus Scipio de vermaarde scipionische baden bouwen en werd begonnen met de bouw van het forum (forum antiquum). Al snelde groeide de stad uit tot de grootste Dumerische stad buiten de Saturnijnen (Ursica-Boia-Herulia) met een bevolking schommelend rond de 200.000 inwoners.
Tijdens de Scipionische zeeoorlogen heeft de stad het moeilijk vanwege de verstoorde handel, na de oorlogen volgt echter een hernieuwde periode van vooruitgang. De werkelijke bloei volgt na de ontmoeting met de Spanjaarden in 1490. De haven van Apollonium (Perperna) groeide in deze periode enorm door handel tussen de Americas, Borealië en Europa. Na de Dumerische renovatio (politieke herinrichting) kreeg werd Apollonium de vestigingsstad van de hoge raad.

Tegenwoordig heeft de stad zo'n 1,3 miljoen inwoners binnen de ring, zo'n 3,2 inwoners in het stedelijk gebied en zo'n 4,5 miljoen inwoners in het metroopgebied.

Een overzicht van het gebied binnen de ring.
Afbeelding
Laatst gewijzigd door BlaZ op ma 05 jan 2015, 15:13, 16 keer totaal gewijzigd.

Gebruikersavatar
SjorsB
Geoficticus
Berichten: 2441
Lid geworden op: za 11 aug 2012, 14:05
Locatie: Nijmegen [NL] / Cadhemis [UN] / Miletta [IC] / Kongə [PI]
Landen: UNE, IRC
Contacteer:

Re: Geschiedenis

Bericht door SjorsB » wo 09 jul 2014, 15:03

Mooi verhaal, goed geschreven :d Ik vind vooral die passage met Tholenië goed, wel vraag ik me af hoe dit heeft kunnen gebeuren, stonden ze te slapen in Dumeria? Maar mooi stuk dus en ik kijk uit naar het volgende deel :d :)

Gebruikersavatar
BlaZ
Moderator
Berichten: 1276
Lid geworden op: di 26 nov 2013, 13:00

Re: [DUM] Geschiedenis

Bericht door BlaZ » do 09 okt 2014, 11:24

Columbus
In 1492 wordt Dumerië ontdekt door Columbus op zijn zoektocht naar een doorgang naar het verre oosten, waarbij hij in zijn kielzog de katholieke kerk en de iets geavanceerdere Europese wapentechniek mee brengt. Columbus denkt, na zijn aankomst in Bauli nabij Imperia, in eerste instantie een tijdreis gemaakt te hebben en in de Romeinse tijd terecht gekomen te zijn. De overtuigingskracht van de plaatselijke Dumerianen weet hem toch te overtuigen dat dit niet het geval is.
De kerkelijke contacten verlopen wat minder soepel, na het bezigen van een gebed worden de priesters belachelijk gemaakt met het herhalen van amen met een s erachter "amens" (krankzinnig). De notie van het bestaan van een enkele god wordt door de pantheïstische Dumerianen ter plaatse met klem verworpen.

Een groep Spanjaarden vervolgt hun reis richting Trapezus per galei terwijl de rest van de vloot aangemeerd in de Baulische haven blijft. De Spanjaarden realiseren zich snel dat de Dumerische republiek ondanks de technologische verschillen niet te onderwerpen zal zijn en economische motieven nemen de overhand. Van de Spaanse vloot, keert één schip terug richting Spanje met een Dumerische delegatie om zo handelscontacten en een alliantie te arrangeren, terwijl de overige schepen hun reis richting verre oosten voorzetten, gesterkt door Carthaamse legenden over een mythisch in het westen gelegen land.
Kort na het vertrek van de Spanjaarden breekt een ziekte uit waardoor binnen enkele jaren tienduizenden Dumerianen om het leven komen.

Na het tot stond komen van de Spaans-Dumerische alliantie vindt te Cadiz overleg plaats tussen beide landen, waarbij wordt besloten gezamelijk Carthamië aan te vallen, en de te veroveren eilanden onderling te verdelen. Carthamië blijkt kansloos tegen deze technologisch geavanceerdere tegenstand en wordt in 1514 gedwongen een vernederende vrede te tekenen, waarbij de Aquilae en Catonis eilanden opgegeven worden. Na deze overwinning worden de Catonins en Zuid-Aquilijnen Dumerisch, terwijl de noordelijke Aquilijnen naar Spanje gaan.

Rond deze periode beginnen ook eerste pogingen van de katholieke kerk om de Dumerische bevolking te proselitiseren. Dit proces blijkt erg moeizaam, waardoor er slechts lokaal successen geboekt worden. In de 19e eeuw zal een groot gedeelte van deze katholieke Dumerianen naar het oosten van Atrocaea verhuizen om religieuze discriminatie te ontlopen.

Napoleontische tijd

Na het uitbreken van de Franse revolutie wordt Dumerië een bondgenoot van de Franse republiek. Wanneer de 1ste coalitieoorlog uitbreekt in 1792 blijkt het Dumerische leger zijn zaakjes niet op orde te hebben. Ter hoogte van het eiland Mons wordt de Dumerische vloot verrast door een Carthaams-Britse vloot. Een groot aantal schepen raakt beschadigd en duizenden mariniers laten het leven.
Na de zeeslag om Mons hebben Carthamië en Engeland de macht op zee in handen, waardoor de handel geblokkeerd raakt. In 1793 beginnen de vredesonderhandelingen waarbij het in 1514 veroverde Zuidelijke Aquilijnen weer afgestaan worden aan Carthamië.
Na deze schandelijke nederlaag vinden er grondige hervormingen plaats in de Dumerische staatsinrichting. Waar eerst de consuls leiding gaven aan de strijdkrachten, worden deze taken vanaf 1798 vervuld door de Dux classis (opperbevelhebber vloot) en Imperator (opperbevelhebber landstrijdkrachten), welke door de senaat uit de hoogste echelons van het leger verkozen worden. (De ministers van defensie zijn dus een militairen)

Plaats reactie

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 9 gasten