De Autonome Republieken van Viguros
- Sinds 2001 liggen er in Viguros twee autonome republieken die een grote mate van zelfstandigheid en soevereiniteit bezitten. Deze twee entiteiten werden opgericht om de Hiwe, een inheems volk dat in de bergen en valleien van Noord-Viguros leeft, een vorm van zelfbestuur te schenken. De Vredesakkoorden van 2001 volgden na 14 maanden van onderhandelingen tussen de overwinnaars van de Vigurische Burgeroorlog (1995-1999) en verscheidene Hiwe-rebellengroepen, die echter zelf heel gefragmenteerd waren. Dit bemoeilijkte de onderhandelingen. De Akkoorden kwamen er na een wapenstilstand, afgesproken in 2000, een periode van onafgebroken geweld en dreiging in Noord-Viguros sinds het vorige, nationalistische regime de strijd tegen de Hiwe-opstandelingen weer opvoerde in 1992, en dertig jaar oorlog, sinds 1971.
De huidige republiekjes ontstonden toen het Vigurische leger zich volledig uit het afgesproken gebied terugtrok, na een aanwezigheid van meer dan dertig jaar. Daarop ontstond er eigenlijk een machtsvacuüm, dat voor een machtsstrijd zorgde tussen de verschillende Hiwe-rebellenbewegingen en hun splintergroepen. De gebieden omvatten aanvankelijk slechts 55% van de totale Hiwe-bevolking van Viguros, vandaag de dag is dit ongeveer 75%. De Vigurische regering verklaart dit door vrijwillige migratie naar de Hiwe naar hun ‘volksgebieden’, maar volgens mensenrechtenorganisaties en internationale waarnemers is dit voornamelijk dankzij gedwongen migratie en etnische zuiveringen. Vandaag de dag laat de Vigurische regering het gebied zo goed als met rust, zolang ze hun belastingen betalen (die niet al te veel voorstellen) en voor geen al te grote problemen zorgen. De inwoners van de republieken hebben dan wel een Vigurisch paspoort en betalen met de Vigurische munt, voor de rest heeft Hlavéǵ er erg weinig te zeggen.
Satoba Akarivata (Mêhri sza Hgódulźég)
Deze republiek, met ongeveer 400 000 inwoners de kleinste van de twee, heet officieel de ‘Volksrepubliek Satoba en Akariwa’ en heeft als hoofdstad Takuva en ligt in het noordwesten van Viguros. Satoba Akarivata bestaat uit twee delen die van elkaar gescheiden worden door ongeveer 45km Vigurisch grondgebied, de kleine exclave heet Bakatimi. De republiek grenst aan Nefen en Daar, Fingevoren en Viguros zelf, maar niet aan de andere Hiwe-republiek, Toxakeza.
De republiek dankt haar naam aan twee rivieren, de Satoba (Mêhri) en de Akariva (Hgódulźég), die ontspringen in de republiek. De bevolking bestaat voor 92% uit Hiwe (bron: de overheid van de volksrepubliek, telling van 2010), 5% Fingevoranen en de overige 3% zijn voornamelijk Zagranen.
Satoba Akarivata is heel bergachtig en de bodem is erg ongeschikt voor landbouw, die bestaat er dan ook voornamelijk uit extensieve veeteelt en bosbouw. De hoogste pieken zijn te vinden in het zuidoosten van het gebied, daar waar de Noordoostelijke uitlopers van het grote, Midden-Davaledaanse Bergketen zich bevinden. Het gebied is bedekt met naaldwouden en bergweiden in de hooggelegen plateaus, bergen gaan tot 2100 meter.
Het bestuur van Satoba Akarivata is heel instabiel. Een groot deel van het gebied was jarenlang in handen van Hiwe-guerillagroepen en gewapende bendes die zich bezighielden met wapen- en grenssmokkel, zij werden bestreden door het Vigurische Leger. Dit trok zich na de Vredesakkoorden van 2001 terug, waardoor het gebied ten prooi viel aan deze gewapende bendes. Na de terugtrekking van het leger werd een overgangsregime op poten gezet dat bestond uit de drie grootste nationalistische Hiwe-rebellengroepen, maar dit eindigde al snel in geruzie en openlijke machtsstrijd. Tegen 2002 was het gebied verwikkeld in een burgeroorlog. Heel wat dorpen vormden gewapende burgereenheden om zich te beschermen. De belangrijkste rebellengroepen vielen uiteen in roversbenden en milities. In 2004 werd er uiteindelijk een akkoord bereikt tussen de Grote Drie, Ikeo Zeketa van de linkse IPXK werd President, hij riep dan ook de Volksrepubliek uit. Hij verbeterde de relaties met de regering in Hlavéǵ, en kon de macht verzekeren in het grootste deel van de repbubliek. Een deel van de gewapende bendes zette de strijd echter voort, tot op de dag van vandaag. Het is nu nog altijd erg gevaarlijk in het gebied, democratische verkiezingen werden gepoogd te houden in 2007, 2008, 2009 en 2012, maar werden vrijwel altijd verstoord. Van 2009 tot 2010 was er nog een grootschalige uitbarsting van geweld waarbij de hoofdstad van het gebied in handen viel van smokkelaars, met meer dan 2000 doden tot gevolg.
De huidige president is Ataxime Zadoki, hij kwam aan de macht na de verkiezingen van 2012, al zou er daar grootschalige fraude mee gemoeid zijn. Zijn meerderheid in het parlement is echter heel instabiel, en dat parlement wordt ook om de haverklap ontbonden. De macht van president Zadoki reikt ook niet ver, het grootste gedeelte van de volksrepubliek is in handen van gewapende bendes en burgermilities.
Toxakeza (Dulahźogár)
Dit gebied, officieel de ‘Autonome Republiek van de Hiwe, Toxakeza’, is de grootste van de twee autonome republieken. De republiek heet in het Zagraans ‘Dulahźogár’ en is genoemd naar het gebergte dat het grootste gedeelte van het gebied omvat. De hoofdstad is Itoke, een stad in het noorden van de entiteit.
Toxakeza telt ruim één miljoen inwoners en is daarmee veruit de grootste van de twee Hiwe-republieken. De republiek grenst aan Seovië en aan de rest van Viguros. Een groot twistpunt is de stad Nózadir (Xakiva in het Oxive) in het uiterste noorden van Viguros. Deze stad had een grote Hiwe-bevolking en is van groot strategisch belang, ze werd ook lange tijd belegerd en bezet door Hiwe-rebellen. De stad, met de belangrijkste rivierhaven van Viguros, bleef echter in Vigurische handen en blijft tot op de dag van vandaag een bron van spanningen tussen de regering van de Autonome republiek, en Hlavéǵ.
De bevolkingssamenstelling van de republiek is niet bekend, experten schatten dat zo’n 85% van de inwoners Oxive spreekt, en 10% Zagraans. De grootste stad is Itoke, daar zou ook het grootste deel van de Zagraanse minderheid wonen. Itoke is het belangrijkste industriële en financiële centrum van de republiek, maar staat toch in de schaduw van Nózadir/Xakiva. Het gebied is erg bergachtig, met bergen tot 2900 meter, voornamelijk op de grens met Seovië. In het noorden bestaat het gebied uit twee grote riviervalleien, daar ligt het zwaartepunt van de lokale landbouw. Voornamelijk extensieve veeteelt en bosbouw zijn belangrijk voor de economie van het gebied.
Toxakeza kende grote politieke strubbelingen na het terugtrekken van het leger in 2001. Het gebied werd daarvoor al meer dan 30 jaar geteisterd door oorlog, etnisch geweld en gewelddadige smokkelbendes. Na 2001 grepen de Hiwe-rebellen, die er al jaren streden en de plak zwaaiden in de bergen, de macht. Al na enkele weken was er van de eensgezindheid weinig te merken, de rebellen waren verdeeld in twee kampen, een had de macht in het noorden, de ander in het zuiden. Het geweld zou echter al in 2002 beëindigd worden met een militaire campagne in het zuiden die de opstandelingen daar verjoeg. Sindsdien is er een redelijk stabiel regime aan de macht in Toxakeza, dit in tegenstelling tot de andere republiek, Satoba Akarivata. Het regime was in staat om in 2004, 2009 én 2014 democratische presidents- en parlementsverkiezingen te organiseren, waarbij slechts kleine onregelmatigheden werden vastgesteld. De economische problemen zijn nog steeds heel groot, mede door de langzame wederopbouw van het gebied, het grote aantal landmijnen en de slechte economische banden met Seovië, maar Toxakeza beschikt over een goed uitgeruste veiligheidsmacht die de orde kan handhaven en langzaamaan verbetert de levensstandaard.
De huidig president is Sato Xitoko, overleefde meermaals beschuldigingen van corruptie, vriendjespolitiek en machtsmisbruik, en geniet grote populariteit onder de bevolking. Hij is een omstreden figuur door zijn rol in de gedwongen verhuis van duizenden Zagranen na het vertrek van het Leger in 2001, hij mag bijvoorbeeld de VS niet in. Hij is de leider van de links-nationalistische partij XKI-TZ.