Kardög
Beschrijving
Kardög is een eilandregio voor de westkust van het Carthaamse vasteland. De regio bestaat uit het hoofdeiland Kardög en de kleinere eilanden Jarlac, Borlac, Ipso en Jelin. De hoofdstad van de regio is Cärtym, de tweede stad van Carthamië met zo'n 2 miljoen inwoners (4,5 miljoen in de aglommeratie die zich strekt van Westpoint in het zuiden (het meest westelijke stuk van het eiland Kardög) tot Cärtym Arzan Berandoth International Airport in het noorden. Dit artikel zal Cärtym en de westkust echter buiten beschouwing houden en zal zich focussen op het rurale hinterland, het "echte" Kardög volgens vele Kardogen.
Economie
Kardög is zoals eerder gesteld een erg landelijke staat. Reeds sinds mensheugenis is de regio bekend voor de cultivering van katoen, dit komt door een vochtig subtropisch microklimaat (Köppen-classificatie: Cfa, vergelijkbaar met de Po-Vlakte) dat de eilanden uiterst geschikt maakt voor de grootschalige verbouwing van katoen en later (na 1492) ook door soortgelijke plantagegewassen (zoals tabak).
De arbeidsintensieve teelten zorgden ervoor dat reeds vroeg slavenhandel werd geïntroduceerd in de eilanden. Toen de slavernij in 1822 werd afgeschaft (bij het ingaan van de unie tussen Carthamië en Groot-Brittannië) ging men over op loonarbeiders en kreeg Kardög het kenmerk van regio waar men naartoe emigreerde als er nergens anders jobs waren. Een bekend voorbeeld hiervan is de grote depressie van de jaren 1930, toen duizenden Carthamiërs de miserabele economische toestand op het vasteland ontvluchtten om katoen te gaan plukken op Kardög, waar altijd handen te kort waren. Sinds de jaren '70 is de katoenindustrie grotendeels gemechaniseerd, waarop veel plukkers naar de steden trokken (zoals Cärtym). De aanwezigheid van katoen zorgt ervoor dat Kardög bekend was als een regio waar ook textiel werd geproduceerd. Naast Cärtym (dat zelfs zo'n kleding- en modetraditie heeft dat het de titel Fashion Capital of Borealia heeft) zijn ook Cathem en Wasyl bekende textielcentra.
De moderne katoenproductie in Kardög verloopt grotendeels gemechaniseerd...
...Beelden zoals deze zijn al lang verleden tijd.
Naast typische plantagegewassen is Kardög ook bekend voor veeteelt (meer specifiek van runderen). De regio is bekend als dé Carthaamse vlees- en zuivelregio. In Bjövos zijn enkele dokken en industrie die onderdeel is van de Port of Sinderia (de grootste haven van Carthamië).
Buiten de landbouw kent de regio ook veel toerisme, het meer van Kardög en de eilanden Jelin en en Ipso zijn in de zomer in trek bij vakantiegangers, hoofdzakelijk van binnen de regio (vooral het meer is in trek bij Cartymenzers).
Anaril is een populaire bestemming voor Cartymenzers die de drukte willen ontvluchten, het aangename klimaat in combinatie met de verfrissing van het Meer van Kardög maakt de stad heel populair voor toeristen van binnen de regio.
Cultuur & Identiteit
Kardög kent een hoop tradities en gebruiken die voortkomen uit het landelijke voorkomen van de regio. Het beeld van de Ranshäro, de typisch Carthaamse heldenfiguur, vrij als de wind, is een erg belangrijk symbool van die regio, maar ook voor andere landelijke gebieden in Carthamië (Lazanoth, Overland, Het merendeel van de Noordelijke Aquilen, Carthiskië,...).
De Ranshäros zijn zoals eerder uitgelicht een symbool van het Carthaamse volk. Het woord Ranshäro heeft verschillende connotaties, voor de ene betreft het enkel de typische plattelandsbewoner die rondtrekt over de vlakten van Kardög, de Noordelijke Aquilen of Atrokije. Voor de andere is het een naam voor alle Carthaamse of Neurstalige plattelandsbewoners, en in Atrokije is het zelfs de naam voor alle mensen met (deels) Carthaamse achtergrond, ongeacht locatie en beroep.
De herkomst van de figuur van de Ranshäro is grotendeels toe te schrijven aan de Spaanse kolonisten van de Arendseilanden, hun traditie van veedrijven (te paard) werd vanaf de 16e eeuw geïmporteerd naar de Arendseilanden en Kardög. De meeste Borealische paardenrassen waren niet geschikt voor zulk werk, maar de Arabische rassen geïmporteerd door de Spanjaarden konden de klus wel klaren.
Een tweede oorsprong van de Ranshäro-traditie ligt op Kardög en Lazanoth, waar na de afschaffing van slavernij in 1822 seizoensarbeiders (veelal per ezel maar sommigen ook te paard) van boerderij naar boerderij trokken op zoek naar tijdelijk werk.
Etnisch gezien is Kardög een behoorlijk gemixte regio, dit komt door het verleden van de slavernij, waarbij vooral de nakomelingen van zwarte slaven erg zichtbaar zijn (de Afro-Carthamiërs). Zij zijn zo'n 20% van de inwoners van de regio en hebben dus een grote impact op het karakter van de regio. Hoewel na het afschaffen van de slavernij een deel van de toenmalige slavenpopulatie opteerden om naar Afrika te keren (Meer bepaald naar de Britse kolonie van Sierra Leone) bleven vele ex-slaven en hun nakomelingen achter. Het duurde jaren voor ze ook daadwerkelijk als deel van de Kardögse populatie werden gezien (pas in 1968 werden de laatste segregatie-maatregelen afgeschaft, zoals gescheiden onderwijs). Cyleense priesters speelden een grote rol in de emancipatie van de Afro-Carthamiërs, waar de Katholieke Kerk van Carthamië vóór segregatie was openden de cylenisten hun tempels en hun geloofsgemeenschappen voor hun zwarte medemensen (Het ging hem deels om barmhartigheid, maar net zo goed om assimilatie en zieltjeswinnerij in een continue concurrentiestrijd met de Katholieke Kerk)
De regio wordt op sociaal vlak gezien als een conservatieve regio. Dit moet echter in context geplaatst worden, wat is namelijk "conservatief" volgens Carthaamse normen? De regio behoort tot de meest sterkst geïntegreerde regio's van Carthamië op etnisch vlak (vooral Afro-Carthamiërs en blanke Carthamiërs leven er goed door elkaar gemengd), homoseksualiteit begint men stilaan te accepteren en zelfs voor euthanasie durft men soms wel eens een oog te sluiten. De regio is daarentegen erg gelovig (vooral cylenistisch) en hangt een vooral conservatieve stroming binnen het cylenisme aan. Op abortus wordt neergekeken, mannen en vrouwen hebben een aparte plek in de maatschappij en men is redelijk vijandig tegenover vreemde religies (christendom wordt nog geaccepteerd, maar zeker de islam wordt er verketterd)
Het platteland van Kardög is bezaaid met cyleense tempels en christelijke kerken. Het religieuze is in tegenstelling tot andere delen van Carthamië nog sterk aanwezig in het dagelijkse leven van de Kardogen
Uitgelicht: De Ranshäros van Atrokije
Het jaar 1822 betekende ook het begin van de unie tussen Carthamië en het Verenigd Koninkrijk (de laatste Carthaamse keizer was kinderloos gestorven en de kroon ging dus naar de Engelsen). De industrialisering van het land zette een immigratiegolf van boeren uit heel Carthamië op gang, velen trokken naar de steden maar anderen werden aangetrokken door de grote open vlaktes in Atrokije. Vanaf het midden van de negentiende eeuw trokken Carthaamse boeren en ranshäros van de eilanden naar het continent in de Stille Zuidzee.
Waar de Dumerische, Duitse, Franse en Italiaanse kolonisten boven de Murales bleven trokken de Ranshäros naar de monding van de rivier Ptiris, die met zijn lengte van 2000 kilometer het landschap van Centraal-Atrokije domineert. Dit gebied was reeds geclaimd door de Dumeriërs, en her en der stonden Dumerische forten met een handjevol kolonisten. De Ranshäros koloniseerden Centraal-Atrokije met toestemming van de Dumeriërs en trokken steeds meer westwaarts, langs de Ptiris en vervolgens de Auris naar de vlakten van de Sirrhae, die omwille van het opwarmende klimaat steeds geschikter werden voor veeteelt (de core-business van de Ranshäros). In het zog van de Ranshäros kwamen andere groepen, zoals Spanjaarden en Dumeriërs, die de eerste golf van ontwikkelingen gerealiseerd door de Ranshäros, omzetten naar volwaardige koloniën. De Ranshäros gingen zich uiteindelijk settelen in Aurae (waar reeds een Dumerisch Fort stond) en richtten er in de provincie (Auris) een Ranshäro-kolonie op.
Een Ranshäro met zijn runderen ergens op de Sirrhae, in meer dan 150 jaar tijd is hun manier van werken nauwelijks veranderd.
Een tweede golf van Carthamiërs kwam eind 19e eeuw op gang richting Auris, die de provincie nog verder ontwikkelden tot een beschaafde regio met steden, hoogwaardige landbouw en een relatief hoge bevolkingsdichtheid. Het westen (De Sirrhae-vlakte, twee maal de oppervlakte van Frankrijk) bleef echter zijn frontier karakter behouden en was maar halvelings ook echt deel van de Dumerische kolonie Atrocaea (waarvan Auris een administratief onderdeel van was). De Ranshäros hadden er vrij spel en lieten er hun vee grazen op de uitgestrekte vlakten, waar gewassen sowieso minder goed groeiden dan in het oosten. Her en der waren er dorpjes op plekken die toch iets van landbouw verdroegen en die dienden als verversingsposten, maar daarbuiten waren de Ranshäros hoofdzakelijk nomadisch.
Aurae (door de Ranshäros omgedoopt tot Aurath) groeide onder invloed van de tweede golf Carthamiërs uit tot een bolwerk van beschaving op de frontier (foto uit 1910).
De Duitsers uit Kronland trokken ook naar Auris om zich te onttrekken aan het juk van de kolonisator. Duits werd naast het Neurs en een gangbare taal in Auris, en vele Ranshäros vandaag de dag leren de taal als tweede taal aan, wat handig is op federaal niveau. Auris bleef goede banden onderhouden met het thuisland Carthamië, en de 'eerste' onafhankelijkheid van het land in 1904 (Carthamië wordt een dominion binnen het Britse Rijk) werd ook in Auris gevierd.
Dumeriërs blijven en masse het oosten van Auris verder bevolken en de Neurse taal wordt sterk beïnvloed door het Latijn. De Duitse kolonie Kronland wordt tijdens de Eerste Wereldoorlog onafhankelijk en Atrocaea verklaart in 1921 zijn onafhankelijkheid van Dumerië. In datzelfde jaar gaan Atrocaea en Kronland samen op in een Federatie.
Later in de twintigste eeuw waren er nog twee noemenswaardige kolonisatiegolven van Carthaamse boeren. Vanaf 1951 vluchtten Aquilijnse boeren voor de collectivisatie-maatregelen van Aquilijns President Hivac (een communist), vanaf 1968 trekken ook Carthamiërs richting Atrokije om de instabiele politieke situatie in het land te ontvluchten (deze beweging zou tot in de jaren 1980 duren). Zij vestigden zich in de provincie onder Auris, Ptiris, die vanwege het opwarmende klimaat geschikter werd voor de landbouw en er nog maagdelijk bijlag.
Vanaf het begin van de 21ste eeuw kwam opnieuw een golf Carthaamse kolonisten op gang naar Atrokije, deze generatie is in tegenstelling tot de vorige voorzien van goed kapitaal en een hoog opleidingsniveau (alumni van technische universiteiten, zoals die van Sinderia of Holaneth). Met hun uitgebreide kennis zijn zij in staat om volop te profiteren van de vrijgekomen gronden in Perusia en zelfs in de Sirrhae, dat ondanks de opwarming van de aarde nog altijd niet helemaal geschikt is voor landbouw. Daar is men ook begonnen met het ontginnen van olie, iets waar Carthamiërs vanzelfsprekend ervaring mee hebben.
De vierde golf Carthaamse kolonisten brengt nieuwe technieken en industrieën met zich mee, de olie- en gaswinning op de Sirrhae is daar een goed voorbeeld van (Jaknikker nabij de Neurse nederzetting Algis op de Sirrhae)
Vandaag de dag zijn de Ranshäros, ondanks dat ze van aantal klein zijn (Minder dan 1% van de totale Atrokese bevolking) een erg zichtbare gemeenschap in Atrokije. Ze zijn geografisch de meest verspreide groep van Atrokije, hoewel geconcentreerd in de vlaktes van Centraal-Atrokije zijn kleine gemeenschappen elders in het land (in de metropolen in het noorden en op het eiland Spinea in het westen) zichtbaar
Onder invloed van de Atrokese en Carthaamse filmindustrie geniet het volkje wereldwijd bekendheid en zijn ze een symbool geworden van zowel Atrokije als Carthamië. De levenswijze van de Ranshäros werd door andere kolonisten op de Centraal-Atrokese vlakten (Duitsers, Dumeriërs en Spanjaarden) overgenomen, waardoor de culturele invloed van de Ranshäros groter is dan die van hun eigen taalgebied.
Op politiek vlak hebben de Ranshäros ondanks hun klein aantal een redelijke invloed binnen het Atrokese politieke bestel. Verschillende Ranshäros zijn doorheen de decennia leidinggevende figuren geweest binnen hoofdzakelijk conservatieve partijen in de Atrokese Federatie. De Ranshäros sponsorden de loyalisten in de Carthaamse Burgeroorlog (1973-1975) en leverden massa's voedselhulp en kapitaal aan het land na de oorlog. De Ranshäros waren een drijvende kracht achter de rapprochement tussen Atrokije, Carthamië en Dumerië die vanaf de jaren '70 plaatsvond en zorgde voor een hecht internationaal blok.
De totale reikwijdte van de gebieden in Atrokije hoofdzakelijk bewoond door Ranshäros (in het donkergroen)