[FNO] Geschiedenis
Geplaatst: vr 01 mei 2015, 16:54
Geschiedenis
Tijd van Jagers en Verzamelaars (v.chr.)
Er is redelijk veel bekend over de tijd van Jagers en Verzamelaars in Finoccië. In de bossen op meest zuidwestelijke eilanden zijn sporen van bebouwing gevonden en er zijn graveringen in steen zichtbaar; de graveringen stellen hoogstwaarschijnlijk de goden uit de mythologie voor. Destijds was Finoccië in het zuidwesten erg moerassig, waardoor er veel groenten en dieren leefden. Het was een optimaal klimaat voor de mens om te leven. De volkeren op het eiland hadden weinig tot geen contact met andere mensen uit bijvoorbeeld Dumeria, in het noorden waren de eilanden niet erg vruchtbaar. Ook vermoedt men dat de zee ten noordoosten erg ruig was.
Men weet niet hoe de mensen in Finoccië terechtgekomen zijn.
Klassieke Oudheid (0-500)
De Romeinen hebben nooit nederzettingen gesticht op de eilandengroep, waarschijnlijk vanwege de sterke en gevaarlijke stroming van het zeewater ten zuiden en noordoosten van Finoccië. Men was bang dat de overheersing dan niet optimaal zou zijn. Als er een seizoen zou komen met veel stormen zou de eilandengroep een halfjaar niet bereikbaar kunnen zijn voor de Romeinen. Er was angst voor een mogelijke opstandigheid van de plaatselijke bevolking die tevens sterk vertrouwen/geloof had in haar eigen mythologie. De Romeinen omschreven hen als schrikbarend. In deze tijd is ook de naam voor Finoccië onstaan: het is een samentrekking uit de woorden finis en occidentis; de naam heeft dus als betekenis "westelijk einde"
Die bevolking verenigde zich rond 350, zodat ze samen sterker zouden staan tegen een Romeinse inval. Ze noemden zich de Rimaren en het centrum van het Koninkrijk Rimarië was Tres, het huidige Troise, de grootste stad in die tijd. Er ontstond uit de wirwar van talen één gemeenschappelijke taal: het Rimaars. (Mogelijk later meer hierover.)
De Vroege Middeleeuwen (500-1100)
Toen de invloed van de Romeinen in Atlantis minder werd door het uiteenvallen van het Romeinse Rijk, voelden de Rimaren minder angst voor buitenlandse invasies. De cultuur en welvaart bloeide op, net als de wetenschap. De angst voor de Dumerianen in Dumerië bleef echter bestaan, de economie was erg gericht op binnenlandse handel. Er werd veel geld gestoken in de landverdediging. De bescherming in het noorden werden geleid vanuit een groot fort waar nu Fort Trianche ligt.
Ondertussen groeide de beschaving, De cultuur beleefde haar hoogtepunt. De Rimaren dachten dat de welvaart te danken was aan de goden uit de mythologie. Overal in het land verrezen steeds meer aanbiddingsplekken.
Rond het jaar 930 braken er moeilijke tijden aan. Twee jaar op rij mislukte de oogst, en doordat er bijna geen buitenlandse handel was onstond er een hongersnood. Men vestigde de hoop op de wateren in het zuiden, waar veel vissen zouden leven. Er ontstonden vele vissersdorpen. De grootste honger was gestild, maar door het gebrek aan vele bouwstoffen en vitaminen doken er ziektes als scheurbuik de kop op. De Rimaren gaven als reden dat de koning niet trouw was aan de Finoccische goden. Hij werd afgezet en er was ongeveer 3 jaar een machtsvacuüm. De gebleven bevolking in het noorden had de voedselvoorziening weer op de rit gekregen en zij had nog steeds leiding over de verdedigingswerken in het noorden. Het zuiden dacht daar mooi van te kunnen profiteren. De noordelingen wilden echter vergoedingen krijgen. De volken voerden onderhandelingen maar kwamen er niet uit. Er ontstond een splitsing: het rijk werd opgedeeld in een noordelijke (Keizerrijk Sticbiu) en zuidelijke (Koninkrijk Trajbol) staat. Deze staten hadden argwaan voor elkaar: Ze waren beide bang dat de één de ander zou binnenvallen. De twee staten kenden een moeilijke periode van 80 jaar, waarna rond 1050 de welvaart weer toenam. Dit kwam door de verminderde spanningen tussen Sticbiu en Trajbol, ze stonden zelfs na enige tijd weer vrije handel toe.
Hoge/late middeleeuwen (1100-1400)
Voordat de vrije handel weer mogelijk was tussen Sticbiu en Trajbol, waren zij inmiddels al uit elkaar gegroeid. De talen verschilden, men kon elkaar niet meer verstaan. Tevens kenden beide talen een ander schrift. Veel van de omliggende landen op Atlantis kenden destijds al het Latijnse schrift, er werd gekozen om ook dit schrift in te voeren in Finoccië. De communicatie tussen de twee staten nam toe en er ontstond een mengelmoes van de beide talen welke inwoners van beide staten konden verstaan.
De late Vikingen, die ondanks hun bekeringen tot het christendom toch doorgingen met het plunderen van nieuwe gebieden, kregen steeds meer invloed in Atlantis. Uit angst hiervoor sloten de twee staten een verdrag, waarbij ze zouden samenwerken bij een mogelijke invasie van de Vikingen.
In die tijd had Sticbiu een sterk gecentraliseerd bestuur met hoge belastingen die het volk moest betalen terwijl er in Trajbol meer macht lag bij de regio's. De staten groeiden weer uit elkaar, de vrije handel verdween weer. Langzamerhand ontstond er een grote rivaliteit die de Finoccische 15e eeuw kenmerkte.
De Finoccische Oorlogen en de Finoccische eenwording (1400 - 1543)
In de 15e eeuw wilde men laten zien aan elkaar welke staat de beste was. In 1404 zei de koning Trajbol het volgende: "Het bewind van de keizer van Sticbiu heeft zijn langste tijd gehad. Het volk van Sticbiu lijdt, en wij staan klaar om hen te bevrijden." De keizer van Sticbiu nam dit hoog op en zag er een wil van Trajbol in om het noorden in te nemen. Hierop besloot hij de grens volledig te sluiten en meer geld uit te geven aan het leger. De arme bevolking die het grootste deel van de belasting op moest hoesten, moest nog meer belasting gaan betalen. Zij vertrokken in gammele bootjes naar eilanden die onder de Trajboolse macht vielen. De koning sprak met hen en gaf hen onderdak, tot grote woede van de keizer van Sticbiu. De keizer verklaarde Trajbol in 1409 de oorlog, die 27 jaar zou duren. De Eerste Finoccische Oorlog was een feit, die beide staten uitputte en geen winnaar kende. De 27 jaar werd onderbroken door twee tussenpozen, 1 in 1416 van 1 jaar toen er in beide staten een mislukte oogst was, en in 1428 een tussenpoos van 4 jaar, toen er in het zuiden een koning was die het diplomatiek wilde oplossen. Toen de oorlog was afgelopen in 1436, werd de oude grens hersteld.
In 1460, 24 jaar na de eerste oorlog, had Trajbol zich ontwikkeld tot de economisch en militair sterkste staat. In het noorden heerste de armoede en regeerde de keizer met ijzeren vuist. De koning van Trajbol wilde weer een oorlog beginnen tegen Sticbiu, om de vijand voor eens en altijd uit te schakelen. Sticbiu was langzamerhand weer aan het opkrabbelen, en de koning zag geen andere oplossing dan aanvallen, om zelf niet aangevallen te worden. In 1461 verklaarde hij de oorlog. Sticbiu vocht dapper, maar het leger had geen kans. In slechts 5 maanden was de oorlog gewonnen door Trajbol. Koninkrijk Trajbol werd omgedoopt tot Koninkrijk Fnokce, een verbastering van de Romeinse benaming Finoccië. Het eiland leefde tot 1511 in isolatie.
Finoccië: De Fransen en de kolonisatie (1508 - 1749)
Later meer...
Tijd van Jagers en Verzamelaars (v.chr.)
Er is redelijk veel bekend over de tijd van Jagers en Verzamelaars in Finoccië. In de bossen op meest zuidwestelijke eilanden zijn sporen van bebouwing gevonden en er zijn graveringen in steen zichtbaar; de graveringen stellen hoogstwaarschijnlijk de goden uit de mythologie voor. Destijds was Finoccië in het zuidwesten erg moerassig, waardoor er veel groenten en dieren leefden. Het was een optimaal klimaat voor de mens om te leven. De volkeren op het eiland hadden weinig tot geen contact met andere mensen uit bijvoorbeeld Dumeria, in het noorden waren de eilanden niet erg vruchtbaar. Ook vermoedt men dat de zee ten noordoosten erg ruig was.
Men weet niet hoe de mensen in Finoccië terechtgekomen zijn.
Klassieke Oudheid (0-500)
De Romeinen hebben nooit nederzettingen gesticht op de eilandengroep, waarschijnlijk vanwege de sterke en gevaarlijke stroming van het zeewater ten zuiden en noordoosten van Finoccië. Men was bang dat de overheersing dan niet optimaal zou zijn. Als er een seizoen zou komen met veel stormen zou de eilandengroep een halfjaar niet bereikbaar kunnen zijn voor de Romeinen. Er was angst voor een mogelijke opstandigheid van de plaatselijke bevolking die tevens sterk vertrouwen/geloof had in haar eigen mythologie. De Romeinen omschreven hen als schrikbarend. In deze tijd is ook de naam voor Finoccië onstaan: het is een samentrekking uit de woorden finis en occidentis; de naam heeft dus als betekenis "westelijk einde"
Die bevolking verenigde zich rond 350, zodat ze samen sterker zouden staan tegen een Romeinse inval. Ze noemden zich de Rimaren en het centrum van het Koninkrijk Rimarië was Tres, het huidige Troise, de grootste stad in die tijd. Er ontstond uit de wirwar van talen één gemeenschappelijke taal: het Rimaars. (Mogelijk later meer hierover.)
De Vroege Middeleeuwen (500-1100)
Toen de invloed van de Romeinen in Atlantis minder werd door het uiteenvallen van het Romeinse Rijk, voelden de Rimaren minder angst voor buitenlandse invasies. De cultuur en welvaart bloeide op, net als de wetenschap. De angst voor de Dumerianen in Dumerië bleef echter bestaan, de economie was erg gericht op binnenlandse handel. Er werd veel geld gestoken in de landverdediging. De bescherming in het noorden werden geleid vanuit een groot fort waar nu Fort Trianche ligt.
Ondertussen groeide de beschaving, De cultuur beleefde haar hoogtepunt. De Rimaren dachten dat de welvaart te danken was aan de goden uit de mythologie. Overal in het land verrezen steeds meer aanbiddingsplekken.
Rond het jaar 930 braken er moeilijke tijden aan. Twee jaar op rij mislukte de oogst, en doordat er bijna geen buitenlandse handel was onstond er een hongersnood. Men vestigde de hoop op de wateren in het zuiden, waar veel vissen zouden leven. Er ontstonden vele vissersdorpen. De grootste honger was gestild, maar door het gebrek aan vele bouwstoffen en vitaminen doken er ziektes als scheurbuik de kop op. De Rimaren gaven als reden dat de koning niet trouw was aan de Finoccische goden. Hij werd afgezet en er was ongeveer 3 jaar een machtsvacuüm. De gebleven bevolking in het noorden had de voedselvoorziening weer op de rit gekregen en zij had nog steeds leiding over de verdedigingswerken in het noorden. Het zuiden dacht daar mooi van te kunnen profiteren. De noordelingen wilden echter vergoedingen krijgen. De volken voerden onderhandelingen maar kwamen er niet uit. Er ontstond een splitsing: het rijk werd opgedeeld in een noordelijke (Keizerrijk Sticbiu) en zuidelijke (Koninkrijk Trajbol) staat. Deze staten hadden argwaan voor elkaar: Ze waren beide bang dat de één de ander zou binnenvallen. De twee staten kenden een moeilijke periode van 80 jaar, waarna rond 1050 de welvaart weer toenam. Dit kwam door de verminderde spanningen tussen Sticbiu en Trajbol, ze stonden zelfs na enige tijd weer vrije handel toe.
Hoge/late middeleeuwen (1100-1400)
Voordat de vrije handel weer mogelijk was tussen Sticbiu en Trajbol, waren zij inmiddels al uit elkaar gegroeid. De talen verschilden, men kon elkaar niet meer verstaan. Tevens kenden beide talen een ander schrift. Veel van de omliggende landen op Atlantis kenden destijds al het Latijnse schrift, er werd gekozen om ook dit schrift in te voeren in Finoccië. De communicatie tussen de twee staten nam toe en er ontstond een mengelmoes van de beide talen welke inwoners van beide staten konden verstaan.
De late Vikingen, die ondanks hun bekeringen tot het christendom toch doorgingen met het plunderen van nieuwe gebieden, kregen steeds meer invloed in Atlantis. Uit angst hiervoor sloten de twee staten een verdrag, waarbij ze zouden samenwerken bij een mogelijke invasie van de Vikingen.
In die tijd had Sticbiu een sterk gecentraliseerd bestuur met hoge belastingen die het volk moest betalen terwijl er in Trajbol meer macht lag bij de regio's. De staten groeiden weer uit elkaar, de vrije handel verdween weer. Langzamerhand ontstond er een grote rivaliteit die de Finoccische 15e eeuw kenmerkte.
De Finoccische Oorlogen en de Finoccische eenwording (1400 - 1543)
In de 15e eeuw wilde men laten zien aan elkaar welke staat de beste was. In 1404 zei de koning Trajbol het volgende: "Het bewind van de keizer van Sticbiu heeft zijn langste tijd gehad. Het volk van Sticbiu lijdt, en wij staan klaar om hen te bevrijden." De keizer van Sticbiu nam dit hoog op en zag er een wil van Trajbol in om het noorden in te nemen. Hierop besloot hij de grens volledig te sluiten en meer geld uit te geven aan het leger. De arme bevolking die het grootste deel van de belasting op moest hoesten, moest nog meer belasting gaan betalen. Zij vertrokken in gammele bootjes naar eilanden die onder de Trajboolse macht vielen. De koning sprak met hen en gaf hen onderdak, tot grote woede van de keizer van Sticbiu. De keizer verklaarde Trajbol in 1409 de oorlog, die 27 jaar zou duren. De Eerste Finoccische Oorlog was een feit, die beide staten uitputte en geen winnaar kende. De 27 jaar werd onderbroken door twee tussenpozen, 1 in 1416 van 1 jaar toen er in beide staten een mislukte oogst was, en in 1428 een tussenpoos van 4 jaar, toen er in het zuiden een koning was die het diplomatiek wilde oplossen. Toen de oorlog was afgelopen in 1436, werd de oude grens hersteld.
In 1460, 24 jaar na de eerste oorlog, had Trajbol zich ontwikkeld tot de economisch en militair sterkste staat. In het noorden heerste de armoede en regeerde de keizer met ijzeren vuist. De koning van Trajbol wilde weer een oorlog beginnen tegen Sticbiu, om de vijand voor eens en altijd uit te schakelen. Sticbiu was langzamerhand weer aan het opkrabbelen, en de koning zag geen andere oplossing dan aanvallen, om zelf niet aangevallen te worden. In 1461 verklaarde hij de oorlog. Sticbiu vocht dapper, maar het leger had geen kans. In slechts 5 maanden was de oorlog gewonnen door Trajbol. Koninkrijk Trajbol werd omgedoopt tot Koninkrijk Fnokce, een verbastering van de Romeinse benaming Finoccië. Het eiland leefde tot 1511 in isolatie.
Finoccië: De Fransen en de kolonisatie (1508 - 1749)
Later meer...